Alexiastraat 89 – 6641 CW Beuningen (Netherlands) – 06 – 83988811
Volg ons op Facebook // Gibberitalicusnl@gmail.com // +31 6 83988811
In mijn oude zakwoordenboek van Langenscheidt uit mijn schooltijd is het begrip Gibber niet te vinden er wordt alleen het synoniem Gibboso genoemd dat met hokkerig vertaald wordt.
Kijk je bij het Duitse woord Buckel staat er bij het Italiaanse synoniem Gobbo voor buikig.
Bij de Gibber Italicus gaat het om een gefriseerde gebogen Kanarieras die zich door hun typerende houding door ons mensen als buikig en daardoor als negatief waargenomen wordt. Het gaat daarom een oude hoed van het houdingsonderzoek dat we nl op basis van Faalprestaties van ons esthetische en ethische waardeoordeel op vernietigende wijze en voorspelbare wijze zullen beoordelen.
Naar we nu weten is dit niet aangeleerd maar aangeboren.
De Gibber Italicus is één van de vele gedomesticeerde huisdierrassen die alleen tot vreugde en plezier van de mensen dient.
De kanarie heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld als een gezelschapsdier waarbij hij geen wetenschappelijke betekenis voor ons overleven heeft.
Kanaries werden in de loop der tijd zo ontwikkeld dat ze de esthetische voorstelling enerzijds en de gemakkelijke omgang met de vogels anderzijds steeds beter ging.
Afhankelijk van de regio in Europa hebben zich ontelbare variëteiten ontwikkeld.
In Nederlandse regio’s werd voornamelijk op zang geselecteerd, in de rest van Europa werd het zwaartepunt meer op postuur, kleur en houding gelegd, bijvoorbeeld de bevederingstructuur in de vorm van Frise.
De gefriseerde kanaries zijn oorspronkelijk ontstaan in België en Nederland.
Het tijdstip van hun ontstaan is terug te brengen tot het begin van de 19e eeuw. Wat betreft het Duitstalige gedeelte was het op curieuze wijze zo dat gefriseerde rassen in Zuid Duitsland tot 1870/ 1880 verder verspreid waren dan de Zangkanaries. Dit blijkt uit een bericht uit “de Kanaria”uit 1930, waarin voor de eerste keer van de Kanarievereniging Stuttgart uit het tijdperk 1860/1870 geciteerd wordt. Vermeld worden daar uitsluitend Hollanders , bijvoorbeeld de Parijzer Trompetters maar geen Zangkanaries.
De Gibber Italicus net zoals zijn Spaanse neef de Giboso Espanol zijn Zuid-Europees Cultuurgoed dat beschermd en onderhouden moet worden.
In een tijdperk waarin de Italiaanse levensstijl mode is, is het vreemd wanneer er over de Gibber Italicus gesproken wordt dat men het heeft over Dierenmishandeling.
De Gibber behoort tot de Italiaanse Cultuur net zoals de pasta, de Latte Macciato en de Pizza.
Men moet niet alles overnemen wat onze zuidelijke buren bevalt maar men moet accepteren dat er in Europa veel verschillende smaken zijn. Dat heeft zeker te maken met onze oude Culturele Wortels!
Wat het begrip Dierenmishandeling betreft is het de vraag wie hierover beslist . Kweekvormen die door zogenaamde dierenbeschermers als Dierenmishandeling worden gezien, zijn de normale voortplantingswijze ontsprongen anders zouden ze niet bestaan. Waarschijnlijk zijn ze net als bepaalde naakthonden of bepaalde goudvissen al honderden jaren oud. Er zijn talrijke diersoorten waarvan hun lichaamsvorm ongewoonlijk of uitzonderlijk zijn. Niet alle voor ons verstand en vermogen vreemd uitziende dieren moeten een biologische functie vervullen. Zo zal zeker een Giraffe of een loopvogel die niet kan vliegen, door de dierenbeschermers als dierenmishandeling worden gezien als ze niet al in de natuur voorkwamen.
Als iemand zich geroepen voelt om de Gibber als mishandeld te benoemen zegt dat iets over de eigen smaak van die betreffende persoon! Als die persoon eerlijk zou antwoorden dat hij niet van Gibbers houdt zou dat eerlijker zijn!
Aan het uiterlijk van de Gibber dierenmishandeling te vermoeden of te constateren betekent alleen dat die persoon niets over de Gibbers weet en alleen zijn min of meer aangeboren afwijkende instincten volgt.
Waarom vindt men de Kanarievogel zoals de Gibber Italicus mooi en kweekt men ze? Omdat men begrepen heeft hoe bekrompen ons menselijke brein enerzijds en hoe mooi de natuur anderzijds is.
In 1974 ontdekte Michael Monthofer in een antiquariaat een boek van Karl Russ uit 1901 met de titel: De Kanarie . Daarin stond o.a. een Munchener Hollander. Het was liefde op t eerste gezicht. Zijn kweek is hij begonnen met Gloster. Het duurde echter niet lang en ik kweekte de eerste Zuidhollanders en niet lang daarna de Gibber Italicus.
In 1975 leerde hij de gastronoom Carlo Bastari kennen die in de kelder van zijn pizzeria Parijse Frise en Gibber Italicus kweekte. De Gibbers waren de pleegouders voor zijn Parijse Frisee .Ook toen werd er door zgn. dierenbeschermers aan de vitaliteit van de Gibbers getwijfeld. in deze discussie is het voorlopige hoogtepunt uit 1987 van de dierenarts Werner Schicktanz de titel luidt : Fenomenologie, dierenbescherming en kweeksituatie bij de postuurkanaries met name bij de Gibber Italicus.
Het sterretje achter de titel wijst met name op de dissertatie uit middelen tegen het comité tegen de vogelmoord. Zo vindt men hoogwetenschappelijke uitvoeringen van A x A verparing bij de Gibbers.
Hij citeert uit een artikel van Baringhorst in de Kanarievriend uit 1980 met als titel : De letaalfactor in de kanariekweek van Bielfeld uit 1978. Dit zijn zeer elitaire bronnen.
Neemt men zich de moeite om deze elitaire bronnen na te lezen dan stelt men vast dat beide heren ervan overtuigd zijn dat er in de erfelijkheid een lethaalfactor is zonder te benoemen waar ze die wijsheid vandaan halen.
Afwijkend van de normale houding van de kanaries die men als half horizontaal kan benoemen neemt de Gibber een meer verticale houding aan. Uit de balans van het evenwicht met betrekking tot de lichaamshouding van deze kanarie komt een overlevingsvraag naar voren….Wat een dramatische formulering! Naar mijn mening heeft de homo sapiens toen hij ook een verticale houding aannam dezelfde problemen gehad…. Belangrijkste …recht overeind blijven en niet vallen anders maak je geen deel meer uit van de evolutie !! Beter gezegd Val niet op je snufferd!
De argeloosheid van de arbeids- en denkwijze van Schicktanz komt volledig tot uiting in het hoofdstuk : Eigen onderzoeken, materiaal en methodes. Voor zijn onderzoeken had hij in zijn eerste kweekjaar 4 mannen en 2 poppen tot zijn beschikking en in zijn tweede kweekjaar 5 paar Gibber Italicus. Om uit zo weinig vogels een conclusie te trekken over de kweek van deze vogels en die te algemeniseren gaat mij te ver… Als conclusie mag men trekken dat bij t kweken van de Gibber Italicus bewust met een lethaalfactor gekweekt wordt om ze aan de standaard eisen te laten voldoen. Hij besluit zijn zin: de kweek kan niet onbeperkt doorgevoerd worden omdat verparingen van de Gibbers gepromoot worden met de lethaalfactor intensief. Tenslotte zal elke kweker er op uit moeten zijn om de optimalisering van het ras en de genen te bewerkstelligen. Krachtige woorden ten slotte na een zwak onderzoek.
Schrikbarend aan deze conclusies is dat er na zo weinig onderzoek, oppervlakkige en gedachteloze observeringen er als vaststaande conclusies worden geconstateerd. Het was misschien zinvoller geweest als naar de Dissertatie van de verschillende vormen te kijken naar de structuur van de veren van de intensieve en de niet intensieve vederstructuur van deze gefriseerde kanaries dan ze als een halfbakken uitvoering te classificeren.
Het is van de zotte dat dilettanten hieruit zogenaamde wetenschappelijke conclusies trekken en die tot wetenschap verklaren.
Maar wat is er nu zo belangrijk aan de lethaalfactor bij de A X A paring ? Waarschijnlijk niets behalve dat men t overdrijft. Claasen verteld in zijn boek De Postuurkanarie uit 2005 dat de Gibber al zijn biologische functies vervullen kan zodat de theorie van de intensiefkweek naar het rijk der fabelen verwezen kan worden.
Mijns inziens zijn er ook geen experimentele paringen bij de intensief X intensief bij de kanaries noch bij andere kanarie variaties.
Daarentegen heeft Duncker in 1929 zeer aanschouwelijk zijn paringspogingen met kanaries met kuif verteld waarbij de lethaalfactor optreed. De nakomelingen van de Kuif en de Gladkop verhielden zich 1 op 1 in Kuif en Gladkop. De kweek van Kuif met Kuif bracht in totaal 247 jonge vogels. Daarvan waren 170 Kuifvogels en 77 Gladkop. Alle 170 Kuifvogels waren gemixt erfelijk.
Kijk je naar de verhouding van 177X 70 dan valt op dat dit niet de Mendelsverhouding is van 3X1 maar 2,2 X 1. Het ligt dichterbij de verhouding 2 X1 dan 3 x 1. Daardoor trok Duncker de conclusie dat de getallenverhouding 2 x1 normaal zou zijn. dat betekent dat 25 % van de vogels missen.
Uit de Mendels Regel blijkt dat de homozygote vogels 25 % uitmaken van de niet homozygote vogels en dat die in grondslag voor de beringing afstierven.
Zo’n Vaststelling van de paring bij intensief x intensief mag zich niet voordoen . Eerder is aan te nemen dat bij een voortdurende intensieve paring de veren steeds korter werden en harder en daarvoor gevoeliger werden voor breuk.
Aansluitend kan er ook sprake zijn van Vitaliteitsvermindering die minder tot uiting komt bij paringen waarbij de intensieve vogels spalterbig zijn in niet intensief.
Zo kan men vele generaties Gibbers kweken zonder vitaliteitsvermindering!
Men kan ze zelfs zoals Carlo Bastari uit Hamburg 40 jaar geleden deed als pleegouders inzetten of ze voor eigen plezier kweken en zich over hun vitaliteit en nakomelingen en schoonheid verheugen!
Wanneer men echter de mogelijkheid niet uitsluiten wil van een lethaalfactor kan men allen experimenteren alleen niet met 5 koppels zoals de heer Schicktanz gedaan heeft .Naar mijn mening kan men op alleen uiterlijke paringen afzien en alleen door observeringen en het gezond verstand oplossen. Uitgaande van de paringsverzoeken van de heer Dunckers met Kuifvogels kunnen er naar de aannames van de heer Schicktanz geen natuurlijk ervende Gibbers met de lethaalfactoren zijn.
De slotconclusie luidt : Als ik twee intensieve Gibbers die dan spalterbig in niet intensief zijn met elkaar laat paren, moet in de verhouding van 2 X 1 , 2 derde van de nakomelingen uit intensief en 1derde uit niet intensieve vogels bestaan. Het probleem is alleen dat uit zulke verparingen geen niet intensieve vogels voortkomen. De omgekeerde conclusie luidt : het zijn natuurlijk verervende intensieve vogels die met elkaar gepaard hebben en een lethaalfactor treedt daarbij niet op .Beperkend kan men zeggen dat bij kritische observering waarschijnlijk niet alle A x A verparingen daadwerkelijk zulke zijn. Waarschijnlijk worden ook niet intensieve vogels in hun verschillende vormen van hun vederstructuur gedeeltelijk in de kweek gebruikt ondanks dat ze uiterlijk nauwelijks als zulke te herkennen zijn. Hoe dan ook: Na deze observering kunnen er geen lethaalfactor bij natuurlijk verervende intensieve Kanaries zijn !
Dankzij de intensieve paringen met deze kweekdieren en een relatief dun vederdek waardoor de Gibbers niet geschikt zijn om een heel jaar in een buitenvolière te verblijven.
Er zijn natuurlijk altijd wetenschappers waar ook de heer Schicktanz toe behoorde die dit tegenspreken. Een blik op de landkaart laat ons zien waar de Gibbers vandaan komen en wat hun temperatuur behoefte is. Alle kanaries hebben een warm en droog milieu nodig. Wie dat niet bieden kan zal waarschijnlijk teleurgesteld worden. Ook als onze kanaries in het algemeen droge en koude lucht kunnen verdragen is dat nog niet optimaal ! Vochtige kou is in ieder geval voor onze Kanaries Gif ! Waarom dan het commentaar van sommige critici van de Gibbers dat deze vogels warmere temperatuur nodig hebben dan andere kanaries ? Alle Kanaries houden van warmte !
Aansluitend nog enige opmerkingen over de voor ons naar menselijke begrippen zo uitzonderlijke houding van de Gibber Italicus : Waarom neemt hij de zo typerende houding van een Arabische 7 aan ? Omdat de natuur zo is …. Wanneer een normale rechtstaande kanarie een bad neemt en daarna vanwege het opdrogen op een zitstok staat zien we een houding die voor ons mensen onnatuurlijk is. Ons mooie kleine vogeltje met zijn ronde vormen neemt bij het opdrogen een houding aan van een maansikkel. Deze onnatuurlijke houding kan men kweektechnisch bevestigen maar ook genetisch stabiliseren.
2,491 keer bekeken